Zie ook: Hervorming van de investeringsaftrek vanaf 1 januari 2025

Drie van de vier investeringslijsten voor de verhoogde thematische aftrek zijn gepubliceerd in het Koninklijk Besluit van 20 december 2024. Deze lijsten gelden voor investeringen vanaf 1 januari 2025 en omvatten energie, vervoer en milieuvriendelijke investeringen. De lijst voor digitale ondersteuning volgt later. Ook is de lijst van digitale activa uitgebreid en de klimaat- en milieu-uitsluitingslijst bekendgemaakt.

Publicatie van de thematische investeringslijsten en de klimaat- en milieu-uitsluitingslijst voor investeringen vanaf 01.01.2025

Meer informatie kan u verkrijgen tijdens het seminarie: Investeringsaftrek anno 2025: de langverwachte investeringslijsten met Pieter-Jan Wouters op 14 en 30 januari.

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Overzicht van de percentages
  3. De energie-investeringslijst
  4. De vervoer-investeringslijst
  5. De milieuvriendelijke-investeringslijst
  6. De klimaat- en milieu-uitsluitingslijst
  7. De lijst van digitale activa die in aanmerking komen voor de verdubbelde basisaftrek

1. Inleiding 

Drie van de vier investeringslijsten voor de verhoogde thematische aftrek zijn gepubliceerd in het Koninklijk Besluit van 20 december 2024, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 31 december 2024. Deze lijsten gelden voor investeringen die vanaf 1 januari 2025 zijn verkregen of tot stand gebracht. De gepubliceerde lijsten zijn:

  1. de energie-investeringslijst,
  2. de vervoer-investeringslijst, en
  3. de milieuvriendelijke-investeringslijst.

We wachten nog op de publicatie van de investeringslijst voor digitale ondersteuning. Deze lijst verschijnt later omdat ze afhankelijk is van het advies van de minister van Digitalisering.

In hetzelfde Koninklijk Besluit is ook de lijst van digitale activa die in aanmerking komen voor de verdubbelde basisaftrek uitgebreid.

Daarnaast is de klimaat- en milieu-uitsluitingslijst, die investeringen uitsluit van de gewone basisaftrek, eveneens bekendgemaakt.

2. Overzicht van de percentages 

EENMALIGE INVESTERINGSAFTREK Investeringen verkregen of tot stand gebracht vanaf 01.01.2025
zelfstandigen kleine vennootschappen grote vennootschappen
Gewone basisaftrek voor investeringen die niet uitgesloten zijn op basis van de klimaat- en milieu-uitsluitingslijst 10% 10%  
Verdubbelde basisaftrek voor digitale activa 20% 20%  
Verhoogde thematische aftrek:
1. “energie-investeringslijst
2. “vervoer-investeringslijst
3. “milieuvriendelijke-investeringslijst
4. “investeringslijst voor digitale ondersteuning”
40% 40% 30%
Technologie-aftrek voor octrooien en
voor milieuvriendelijke investeringen in O&O
13,5% 13,5% 13,5%
GESPREIDE INVESTERINGSAFTREK Investeringen verkregen of tot stand gebracht vanaf 01.01.2025
zelfstandigen kleine vennootschappen grote vennootschappen
Technologie-aftrek voor milieuvriendelijke investeringen in O&O 20,5% 20,5% 20,5%

3. De energie-investeringslijst 

Deze lijst (Bijlage II bij het KB/WIB 92) specificeert de activa die in aanmerking komen voor investeringsaftrek onder artikel 69/1, §2, eerste lid van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).

Het gaat om activa die bijdragen aan:

  • De productie van hernieuwbare energie.
  • Efficiënter energiegebruik.

Definities

Bestaande gebouwen: de gebouwen waarvan de bouw op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen zijn gedaan sedert meer dan 10 jaar is voltooid. Het betreft investering van de categorieën 1 en 3.

Bestaande of in gebruik zijnde apparatuur, processen, systemen en andere installaties: Apparatuur, processen en systemen die op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen uit categorieën 2, 4, 5 en 6 zijn gedaan:

  • Meer dan vijf jaar in gebruik zijn voor aanpassingen van de installatie om energie te besparen.
  • Meer dan tien jaar in gebruik zijn voor vervanging van de installatie met als doel energie-efficiëntie te verbeteren.

Energiestudie of -audit: Een studie of audit die een berekening maakt van het huidig energieverbruik van een proces of een installatie en het toekomstig energieverbruik na aanpassing of vervanging van de installatie.

Voor grote vennootschappen moet de studie of audit ook een berekening bevatten van de interne rentabiliteit (IRR), volgens een sjabloon goedgekeurd door de bevoegde overheden. Het IRR-percentage, inclusief de thematische investeringsaftrek, mag niet hoger zijn dan 13% na belastingen.

Ook energiestudies en -plannen die voortvloeien uit wettelijke verplichtingen of deelname aan een convenant komen in aanmerking.

Volgende energie-investeringen worden uitdrukkelijk uitgesloten:

  • Investeringen met een waarde van minder dan € 1.000.
  • Investeringen met een terugverdientijd korter dan drie jaar.
  • Investeringen in vaste activa van bedrijven die geen kleine vennootschap zijn voor het betreffende aanslagjaar, en waarbij de interne rentevoet (IRR) hoger is dan 13%.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Groepen en categorieën van investeringen

De energie-investeringslijst is verdeeld in vijf groepen, die verder zijn opgesplitst in categorieën.

Groep 1: Beperking van de energieverliezen

Categorie 1.- Beperking van de energieverliezen in bestaande gebouwen

De investeringen moeten gericht zijn op het beperken van energieverliezen in bestaande gebouwen, waarbij de bouw van het gebouw op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen plaatsvinden, al meer dan 10 jaar voltooid is.

Toegelaten investeringen Norm
Dakisolatie (1) (2): Rd-waarde ≥ 4,0 m²K/W
Muurisolatie (1) (2):  
• Buitenmuur (isolatie langs de buitengevel): Rd-waarde ≥ 3,0 m²K/W
• Binnenmuur (isolatie langs de binnenkant) (3): Rd-waarde ≥ 2,0 m²K/W
Spouwmuurisolatie (na-isolatie) (1) (4): Dikte van het isolatiemateriaal ≥ 5 cm
Vloer- en kelderplafondisolatie (1) (2): Rd-waarde ≥ 2,0 m²K/W
Deurvervanging (1) (2):  
• Buitendeuren: Ud-waarde ≤ 2,0 W/m²K
• Binnendeuren (3): Ud-waarde ≤ 2,0 W/m²K
Vervangen van ramen en aanbrengen van
hoogrendementsbeglazing en lichtkoepels
 
• Hoogredementsbeglazing: Ug-waarde (5) ≤ 1,1 W/m²K
• Lichtkoepels U-waarde (6) ≤ 1,1 W/m²K

(1) Inbegrepen: aanbrengen van de nodige bescherming of van een bekleding om het isolatiemateriaal tegen het binnendringen van stof, lucht of waterdamp te beschermen.

(2) Niet inbegrepen: materiaal en loonkosten voor afwerking en versiering.

(3) Binnenmuren en binnendeuren die de scheiding vormen tussen een verwarmd vertrek en een niet-verwarmd vertrek.

(4) Het na-isoleren van spouwmuren die al gedeeltelijk voorzien zijn van spouwmuurisolatie, komt niet in aanmerking.

(5) De Ug-waarde van het geplaatste glas moet berekend zijn volgens de norm NBN EN 673 in overeenstemming met de GE-markering

(6) De U-waarde van van de lichtkoepel, moet bepaald zijn volgens de norm NBN EN 1873, in overeenstemming met de GE-markering.


Voorwaarden:

  • De investeringen moeten gericht zijn op het beperken van energieverliezen in bestaande gebouwen, waarbij de bouw van het gebouw op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen plaatsvinden, al meer dan 10 jaar voltooid is.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Categorie 2.- Beperking van de energieverliezen door in gebruik zijnde apparaten, leidingen, afsluiters en kanalen te isoleren, in gebruik zijnde warme of koude vloeistofbaden af te dekken of in bestaande ovens.

Deze categorie omvat investeringen die energieverliezen verminderen door:

  • Het isoleren van apparaten, leidingen, afsluiters en kanalen die in gebruik zijn.
  • Het afdekken van warme of koude vloeistofbaden die in gebruik zijn.
  • Aanpassingen aan bestaande ovens.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten gericht zijn op het beperken van energieverliezen door aanpassingen of vervangingen van bestaande apparatuur, processen, systemen en installaties.

    • Bij aanpassingen ter verbetering van de energie-efficiëntie:
      De apparatuur of installaties moeten meer dan vijf jaar in gebruik zijn. Dit betreft het verbeteren of optimaliseren van bestaande systemen zonder deze volledig te vervangen.
    • Bij vervangingen om energetische verbeteringen te realiseren:
      De apparatuur of installaties moeten meer dan tien jaar in gebruik zijn. In dit geval gaat het om de volledige vervanging van oudere systemen door nieuwe, energiezuinigere installaties.
  • Het gebruikte isolatiemateriaal voldoet aan de Belgische normen NBN (reeks B 62) of aan specifieke Belgische normen of technische goedkeuringen.
  • De investering moet worden vermeld in een energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Deze voorwaarden zorgen ervoor dat investeringen bijdragen aan een duurzame verlaging van energieverliezen, passend bij de levensduur en functie van de bestaande infrastructuur.

Categorie 3.- Beperking van het ventilatieverlies in bestaande gebouwen.

Investeringen moeten gericht zijn op het verminderen van ventilatieverliezen in bestaande gebouwen, die op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen plaatsvinden, langer dan 10 jaar geleden zijn voltooid.

In aanmerking komende investeringen:

  • Installatie van tochtsluizen, tochtgordijnen of automatisch sluitende deuren en poorten tussen de binnen- en buitenzijde van een verwarmd en/of gekoeld gebouw, of tussen een verwarmd en een gekoeld of niet-verwarmd gedeelte van het gebouw.
  • Plaatsing van automatisch sluitende deuren tussen koel- of diepvrieskamers en de overige delen van het gebouw.

Deze investeringen dragen bij aan het beperken van energieverliezen door ongewenste luchtstromen en temperatuurverschillen binnen gebouwen te minimaliseren.

Voorwaarden:

  • Investeringen moeten gericht zijn op het verminderen van ventilatieverliezen in bestaande gebouwen, die op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de investeringen plaatsvinden, langer dan 10 jaar geleden zijn voltooid.
  • De investeringen moeten zijn opgenomen in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Groep 2: Terugwinnen van energie en energiedelen

Categorie 4.- Opvang, terugwinnen en levering aan derden van warmte of -koude.

Deze categorie omvat investeringen aan bestaande systemen die het mogelijk maken om energie (warmte of koude) op te vangen, zelf te recupereren en/of te leveren aan derden. Dit moet op energie-efficiënte wijze gebeuren, zoals vastgelegd in verordening (EU) 651/2014.

Volgende investeringen (aan bestaande systemen) komen in aanmerking:

  • plaatsen van recuperatietoestellen op thermische afvalstromen of uitstoten;
  • plaatsen van warmtepompen, die geen andere energiebron dan elektriciteit gebruiken, voor de levering van energie (warmte of koude);
  • plaatsen van warmte- of koude-opvangapparatuur nodig om restenergie (warmte of koude) terug te winnen, met uitzondering van productietoestellen die de teruggewonnen energie (warmte of koude) gebruiken;
  • plaatsen van geïsoleerde leidingen en circulatiepompen voor het transport van de opgenomen of teruggewonnen energie (warmte of koude);
  • plaatsen van geïsoleerde opslagvaten die uitsluitend dienen voor het opslaan van de opgenomen of teruggewonnen energie (warmte of koude);
  • plaatsen van apparatuur voor het opvangen en naverdampen van stoomcondensaat, evenals de installatie van spuikranen voor de aflaat van gecondenseerd water;
  • de verlenging van continu-ovens voor een verdere recuperatie van de in de rookgassen aanwezige warmte, bij gelijkblijvende productiecapaciteit.

Merk op dat investeringen in warmtekrachtkoppeling uitdrukkelijke zijn uitgesloten.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten gericht zijn op terugwinnen van energie door aanpassingen of vervangingen van bestaande systemen:

    • Bij aanpassingen ter verbetering van de energie-efficiëntie:
      De systemen moeten meer dan vijf jaar in gebruik zijn. Dit betreft het verbeteren of optimaliseren van bestaande systemen zonder deze volledig te vervangen.
    • Bij vervangingen om energetische verbeteringen te realiseren:
      De systemen moeten meer dan tien jaar in gebruik zijn. In dit geval gaat het om de volledige vervanging van oudere systemen door nieuwe, energiezuinigere installaties.
  • Het terugwinnen van energie moet op een energie-efficiënte wijze gebeuren overeenkomstig de definitie van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling (nr. 124) in de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014)
  • De investeringen moeten opgenomen zijn in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Categorie 5.- Aanwenden van expansie-energie die vrijkomt bij bestaande productieprocessen of bij de ontspanning van vloeistoffen onder druk gebracht voor transport.

Deze categorie omvat investeringen die gericht zijn op het benutten van expansie-energie die vrijkomt bij bestaande productieprocessen of bij de ontspanning van vloeistoffen die onder druk zijn gebracht voor transport.

In aanmerking komende investeringen: Investeringen die gericht zijn op de aanpassing van bestaande installaties en systemen, door de plaatsing van:

  • Tegendrukturbines – om de vrijkomende energie op te vangen en efficiënt te benutten.
  • Expansieturbines – voor het omzetten van de expansie-energie in mechanische of elektrische energie.
  • Generatoren (inclusief snelheidsreductoren) – waarin de opgewekte mechanische energie wordt omgezet in elektriciteit.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten betrekking hebben op bestaande installaties en systemen:

    • Bij aanpassingen ter verbetering van de energie-efficiëntie:
      De systemen of installaties moeten meer dan vijf jaar in gebruik zijn. Dit betreft het verbeteren of optimaliseren van bestaande systemen eof installaties zonder deze volledig te vervangen.
    • Bij vervangingen om energetische verbeteringen te realiseren:
      De systemen of installaties moeten meer dan tien jaar in gebruik zijn. Dit betreft de volledige vervanging van verouderde installaties door nieuwe, energiezuinigere systemen.
  • De investering moet vermeld zijn in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Groep 3: Aanpassing van apparatuur, installaties en industriële processen

Categorie 6.- Apparatuur en industriële productieprocessen.

Deze categorie omvat investeringen die gericht zijn op het verminderen van het energieverbruik in bestaande apparatuur, installaties en industriële processen.

In aanmerking komende investeringen:

  • Investeringen die uitsluitend worden verwezenlijkt met het oog op de vermindering van het energieverbruik van bestaande verbrandings-, verwarmings- en klimatiseringsapparatuur, met name meet- en regelapparatuur (detectoren en sensoren inbegrepen) en de bijhorende software.
  • Vervanging van bestaande klimatiseringsapparatuur door nieuwe, energiezuinigere apparatuur.
  • Aanpassingen of vervangingen van bestaande apparatuur, installaties of industriële processen om het energieverbruik te verminderen.
  • Investeringen in commerciële en industriële koelapparatuur, waaronder:

    • Implementatie van CO₂- of NH₄-installaties;
    • Centralisatie van positieve en negatieve koudeproductie;
    • Warmteterugwinning en consumenten-koppeling (VRV-systemen);
    • Regulering en automatisering;
    • Vervanging van koelmeubilair ter voorkoming van energieverlies en/of ter bevordering van energiebesparing.

Deze investeringen dragen bij aan een verhoogde energie-efficiëntie en een duurzamer productieproces door verouderde of inefficiënte apparatuur te optimaliseren of te vervangen.

Opmerking:
Investeringen in apparatuur die nodig is voor de elektrificatie van processen komen niet in aanmerking binnen deze categorie. Dergelijke investeringen vallen onder categorie 7.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten betrekking hebben op bestaande apparatuur, installaties en industriële processen:

    • Bij aanpassingen ter verbetering van de energie-efficiëntie:
      De apparatuur, installaties of processen moeten meer dan vijf jaar in gebruik zijn. Dit betreft het verbeteren of optimaliseren van bestaande systemen zonder deze volledig te vervangen.
    • Bij vervangingen om energetische verbeteringen te realiseren:
      De apparatuur, installaties of processen moeten meer dan tien jaar in gebruik zijn. Dit betreft de volledige vervanging van verouderde apparatuur of installaties door nieuwe, energiezuinigere systemen.
  • De investering moet vermeld zijn in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Categorie 7 .- Elektrificatie van industriële productieprocessen ter vervanging van processen op fossiele brandstoffen.

Deze categorie omvat investeringen die gericht zijn op de elektrificatie van industriële productieprocessen ter vervanging van processen die op fossiele brandstoffen draaien.

In aanmerking komende investeringen:

  • Elektrificatie van industriële processen – Investeringen die bijdragen aan de overstap van fossiele brandstoffen naar elektrische aandrijving of verwarming in industriële processen.
  • Installatie van warmtepompen – Warmtepompen die geen andere energiebron dan elektriciteit gebruiken en specifiek worden ingezet voor industriële processen.

Voorwaarden:

  • De investering moet vermeld zijn in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Bij de installatie van warmtepompen moeten deze uitsluitend elektriciteit als energiebron gebruiken en direct bijdragen aan industriële processen.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Merk op dat de voorwaarde met betrekking tot "bestaande" of "in gebruik zijnde" apparatuur, processen, systemen en installaties – zoals vereist voor investeringen in categorieën 2, 4, 5 en 6 – is niet van toepassing op investeringen binnen categorie 7.

Groep 4: Flexibiliteit

Categorie 8.- Tijdelijke opslag van elektrische en thermische energie.

Deze categorie omvat investeringen die nodig zijn voor het opslaan en later afgeven van elektrische of thermische energie komen in aanmerking, mits ze zijn opgenomen in een voorafgaande energiestudie of -audit.

In aanmerking komende investeringen:

  • Opslagsystemen voor elektrische en/of thermische energie.
  • Omvormers die nodig zijn voor de opslag en afgifte van energie.
  • Meet- en regelapparatuur om de opslag en afgifte van elektrische en/of thermische energie te optimaliseren.

Deze investeringen dragen bij aan een efficiënter energiegebruik en helpen piekbelasting te verminderen door energie tijdelijk op te slaan voor later gebruik.

Voorwaarden:

  • De opslag moet gericht zijn op het tijdelijk opslaan en efficiënt afgeven van energie.
  • De investeringen moeten worden vermeld in een voorafgaande energiestudie of -audit.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De Investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Groep 5: Hernieuwbare energieën

Categorie 9.- Productie van hernieuwbare energie.

Deze categorie omvat investeringen in apparatuur voor de productie van hernieuwbare energie komen in aanmerking. Dit omvat de productie van chemische, mechanische, thermische of elektrische energie, of van reductie-agenten door de aanwending of omzetting van hernieuwbare energie of fatale gassen.

In aanmerking komende investeringen:

  • Apparatuur voor de productie van energie (chemisch, mechanisch, thermisch of elektrisch) uit hernieuwbare bronnen of fatale gassen.
  • Elektrotechnische apparatuur voor de aansluiting op het interne elektriciteitsnet, indien nodig.

Deze investeringen stimuleren de transitie naar duurzame energie en dragen bij aan een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten gericht zijn op het opwekken of omzetten van hernieuwbare energie of fatale gassen.
  • Apparatuur moet bijdragen aan de productie van energie of reductie-agenten op een duurzame en efficiënte manier.
  • Voor grote vennootschappen is vereist dat de interne rentevoet (IRR) niet hoger is dan 13%.
  • De Investering moet minstens een waarde hebben van € 1.000.
  • De investering moet een terugverdientijd hebben van minstens 3 jaar.

Let op: Als het totaal van de fiscale voordelen van de investeringsaftrek en andere overheidssteun voor een investering meer dan € 30 miljoen bedraagt, moet de aanvraag vooraf ter goedkeuring als staatssteun worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

4. De vervoer-investeringslijst 

Deze lijst (Bijlage IIbis bij het KB/WIB 92) bevat de van activa zoals bedoeld in artikel 69/1, § 3, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en betreft vervoersmiddelen die geen CO₂ uitstoten.

Deze lijst stimuleert investeringen in duurzame mobiliteit en ondersteunt de transitie naar een CO₂-neutraal transportbeleid.

Toepassingsvoorwaarden

Minimumbedrag: Investeringen met een waarde van minder dan 1.000 euro komen niet in aanmerking.

Maximumbedrag: Wanneer de totale som van:

  • het fiscale voordeel van de investeringsaftrek én
  • andere aangevraagde overheidssteun voor dezelfde investering

meer dan 30 miljoen euro bedraagt (conform artikel 4, lid 1, s van Verordening (EU) nr. 651/2014), moet de aanvraag voor investeringsaftrek vooraf ter goedkeuring als verenigbare staatssteun worden ingediend bij de Europese Commissie.

Groepen en categorieën van investeringen

De lijst is onderverdeeld in vier groepen:

  1. Spoorvervoer
  2. Wegvervoer
  3. Zee- en binnenvaart
  4. Laadinfrastructuur

De groepen worden (waar nodig) opgesplitst in een of meerdere categorieën.

Groep 1 – Spoorvervoer

Categorie 1 – Rangeerlocomotief

Deze categorie omvat investeringen die bijdragen aan de vermindering van CO₂-uitstoot door het spoorvervoer, specifiek gericht op rangeerlocomotieven. Deze locomotieven zijn essentieel voor het verbinden van lokale spoorlijnen en industriële sites met hoofdspoorwegen.

Bij rangeerlocomotieven betekent dit dat ze worden gebruikt voor:

  • First mile: Het vervoeren van wagons vanaf een laad- of opslagplaats naar een groter spoorwegnet of rangeerterrein.
  • Last mile: Het verplaatsen van wagons van een rangeerterrein naar de eindbestemming, zoals een fabriek, opslagruimte of loskade.

In aanmerking komende investeringen:

  • Ombouw van dieselaangedreven rangeerlocomotieven (first & last mile) naar locomotieven die geen CO₂ uitstoten.
  • Aankoop en gebruik van elektrische rangeerlocomotieven (first & last mile) die uitsluitend op batterij-elektriciteit rijden.

Voorwaarden:

  • De locomotief mag in beide gevallen geen CO₂ uitstoten via de uitlaatpijp.
  • Het maximale bedrag dat voor investeringsaftrek in aanmerking komt, is beperkt tot 1.000.000 euro per investering.

Groep 2: Wegvervoer

Categorie 2.- Actieve mobiliteit

Deze categorie omvat investeringen die duurzame en actieve mobiliteit bevorderen. De investeringen zijn gericht op de aankoop van emissievrije voertuigen en de nodige infrastructuur ter ondersteuning van actief transport.

In aanmerking komende investeringen Voorwaarden
a) Aanschaf van voertuigen zoals rijwielen, gemotoriseerde rijwielen, speed pedelecs, voortbewegingstoestellen, bromfietsen, driewielers, vierwielers met motor en motorfietsen (1). Dit omvat ook cyclo-logistieke accessoires zoals tassen, bakken en aanhangwagens. • De voertuigen mogen geen CO₂ uitstoten& via de uitlaat en
• Ze zijn uitsluitend bestemd voorlogistieke diensten, goederenvervoer, vervoer van gereedschap of passagiers
• ofze worden aangeschaft ter vervanging van voertuigen die wél CO₂ uitstoten.
b) Aanschaf, bouw of verbouwing van onroerende goederen bestemd voor de opslag van de voertuigen vermeld onder punt a), ongeacht of deze voertuigen in aanmerking komen voor investeringsaftrek. Alleen kosten die rechtstreeks verband houden met de onroerende goederen komen in aanmerking.
c) Inrichting van kleedkamers of sanitaire voorzieningen (met of zonder douches) met als doel deze ter beschikking te stellen van de personeelsleden die deze voertuigen gebruiken;  
d) Publiek toegankelijke fiets- en voetgangersinfrastructuur die aansluit op bestaande fiets- en voetgangersroutes. Het maximale bedrag dat voor investeringsaftrek in aanmerking komt, is beperkt tot 1.000.000 euro per investering.

(1) Zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Categorie 3 – Emissievrije voertuigen op wielen

Deze categorie omvat investeringen in emissievrije voertuigen, met als doel het verduurzamen van goederen- en personenvervoer.

In aanmerking komende investeringen:

  • Aanschaf van emissievrije voertuigen voor goederenvervoer.
  • Aanschaf van emissievrije autobussen en autocars.

Definitie van emissievrije voertuigen:

  • Zware voertuigen: Zware bedrijfsvoertuigen die minder dan 1 g CO₂/kWh uitstoten, zoals bepaald in artikel 3, punt 11 van Verordening (EU) 2019/1242.
  • Lichte voertuigen: Lichte bedrijfsvoertuigen zonder interne verbrandingsmotor of met een motor die minder dan 1 g CO₂/km uitstoot (volgens Verordening (EG) nr. 715/2007).
  • Autobussen en autocars: Voertuigen die minder dan 1 g CO₂/kWh uitstoten.

Voorwaarden:

  • De voertuigen mogen niet worden gebruikt voor het vervoer van fossiele brandstoffen.
  • Het maximale bedrag dat voor investeringsaftrek in aanmerking komt, is beperkt tot 500.000 euro per investering.

Groep 3: Zee- en binnenvaart

Deze categorie omvat investeringen in schepen en vaartuigen die bijdragen aan de verduurzaming van de zee- en binnenvaart. De investeringen zijn gericht op het verminderen van CO₂-uitstoot en het bevorderen van energie-efficiëntie.

In aanmerking komende investeringen Investeringsplafonds
(per investering)
a) Conversie van thermische, mechanische en elektrische energie en de aansturing hiervan (Power Management Systems). Maximaal 500.000 euro
b) Aankoop van zeilschepen en wind aangedreven technologieën zoals kites, stijve vleugels, vrachtzeilboten, rotors en turbozeilen. Maximaal 1.000.000 euro
c) Aankoop van een zeeschip. Maximaal 2.000.000 euro
d) Aankoop van een binnenschip. Maximaal 2.000.000 euro

Voorwaarden: De investeringen moeten betrekking hebben op schepen die:

  • Géén CO2 uitstoten
  • De Belgische vlag voeren of beschikken over een verklaring als onderdeel van de Belgische vloot of Rijnvaart.
  • Worden gebruikt voor

    • commercieel personen- of goederenvervoer,
    • andere zee- of binnenvaartactiviteiten (2),
    • havenactiviteiten of neven-activiteiten.
  • Niet bestemd zijn voor recreatief gebruik.

(2) Onder zee- of binnenvaartactiviteiten vallen onder andere:
- het slepen van vaartuigen of schepen (sleepboten);
- het transport naar de wind molenparken met onderdelen van de windmolens (offshore vaartuiqen);
- zandwinning (baggervaartuigen);
- het uitleggen van boeien in de zee;
- het installeren van kabels op de zeebodem om de connectie te maken tussen land en de windmolenparken.


Groep 4: Laadinfrastructuur

Deze categorie omvat investeringen in laadinfrastructuur ter ondersteuning van emissievrije voertuigen in de sectoren wegvervoer, zee- en binnenvaart. De focus ligt op het bevorderen van duurzame energiebronnen zoals groene waterstof en elektriciteit.

In aanmerking komende investeringen:

  • Installatie van laadinfrastructuur voor groene waterstof bestemd voor zeeschepen.
  • Installatie van elektrische laadinfrastructuur bestemd voor

    • emissievrije voertuigen voor goederenvervoer, autobussen en autocars
    • emissievrije zeeschepen en binnenschepen

Voorwaarden:

  • De laadinfrastructuur moet specifiek gericht zijn op het ondersteunen van voertuigen of schepen die geen CO₂ uitstoten via de uitlaatpijp.
  • De infrastructuur dient bij te dragen aan de elektrificatie of het gebruik van groene waterstof voor transport- en scheepvaartactiviteiten.

5. De milieuvriendelijke-investeringslijst 

Deze lijst (Bijlage IIter/2 bij het KB/WIB 92) bevat activa die bijdragen aan een gunstige milieu-impact, zoals bedoeld in artikel 69/1, § 4, eerste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92). De investeringen vallen buiten de specifieke gevallen van artikel 69/1, §§ 2 en 3 van het WIB 92 (= de energie-investeringslijst en de vervoer-investeringslijst).

Toepassingsvoorwaarden

Minimumbedrag: Investeringen met een waarde van minder dan 1.000 euro komen niet in aanmerking.

Maximumbedrag:

Wanneer de totale som van:

  • het fiscale voordeel van de investeringsaftrek én
  • andere aangevraagde overheidssteun voor dezelfde investering

meer dan 30 miljoen euro bedraagt, moet de aanvraag voor investeringsaftrek vooraf ter goedkeuring als verenigbare staatssteun worden ingediend bij de Europese Commissie.

Definities

  • Reparatie of herstelling: Handelingen waarbij een defect product of afval wordt teruggebracht naar een staat waarin het weer geschikt is voor het beoogde gebruik (volgens Verordening (EU) 2024/1781).
  • Hergebruik: Handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor ze bedoeld waren (volgens Richtlijn 2008/98/EG).
  • Voorbereiding voor hergebruik: Toepassingen zoals controleren, schoonmaken of repareren van afvalstoffen, zodat ze zonder verdere behandeling opnieuw gebruikt kunnen worden (volgens Richtlijn 2008/98/EG).
  • Recycling of recyclage: Herverwerking van afvalstoffen tot nieuwe producten, materialen of stoffen, zowel voor het oorspronkelijke als voor een ander doel. Dit omvat de verwerking van organisch afval maar sluit energieterugwinning of verbranding als brandstof uit (volgens Richtlijn 2008/98/EG).
  • Kunststof: Polymeer (zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1907/2006) dat wordt gebruikt als structureel hoofdbestanddeel van eindproducten, met uitzondering van natuurlijke polymeren die niet chemisch zijn gewijzigd.
  • Afvalhiërarchie: Volgorde van preventie en beheer van afvalstoffen, zoals omschreven in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

Groepen en categorieën van investeringen

De milieuvriendelijke-investeringslijst is verdeeld in drie groepen:

  1. Grondstoffenbeheer
  2. Klimaat
  3. Investeringen ter bevordering van het leefmilieu

De groepen worden opgesplitst in een of meerdere categorieën.

Groep 1: Grondstoffenbeheer

Investeringen die gericht zijn op de inzameling, sortering, verwerking of behandeling van producten, grondstoffen of afval komen in aanmerking, mits ze voldoen aan de principes van de afvalhiërarchie. Dit betekent dat de verwerking gebeurt volgens de best beschikbare technieken voor het specifieke product, de grondstof of de afvalstroom.

Daarnaast moeten de investeringen bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie en voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in artikel 13 van Verordening (EU) 2020/852.

Deze voorwaarden zorgen ervoor dat de investeringen bijdragen aan duurzaam materiaalgebruik, afvalvermindering en een efficiënter beheer van hulpbronnen, wat essentieel is voor een toekomstbestendige en circulaire economie.

Categorie 1.- Vermindering van het gebruik van grondstoffen/ afvalvermindering.

Deze categorie omvat investeringen die bijdragen aan het besparen van grondstoffen, het verminderen van afval en het bevorderen van hergebruik en recycling.

In aanmerking komende investeringen:

1. Waterbesparende toestellen:

  • Waterfonteinen aangesloten op het drinkwaternet.
  • Waterterugwinningssystemen voor grijs water.

2. Apparatuur of installaties voor herbruikbare producten:

  • Inzamelapparatuur voor herbruikbare producten, zoals verpakkingen, (openbare) inzamelbakken, technische retoursystemen, sorteersystemen, inspectielijnen en vulapparatuur.
     
    Uitzondering: Gebouwen, transportmiddelen en interne transportapparatuur.
  • Industriële reinigingsapparatuur of installaties voor het reinigen en drogen van herbruikbare producten.

    • Er mogen enkel niet-toxische wasmiddelen worden gebruikt.
    • Het waswater moet worden gerecupereerd en hergebruikt.
  • Desinfectie-installaties voor medische hulpmiddelen met het oog op hergebruik.

3. Apparatuur of installaties voor herstel, sortering of demontage:

  • Bestemd voor het herstellen, sorteren of demonteren van producten zodat onderdelen hergebruikt, gerecycled of in nieuwe producten verwerkt kunnen worden.
  • Apparatuur voor:

    • Fietsen, meubels, textiel, elektronische apparaten en zonnepanelen.
    • Voorbereiding op hergebruik of recycling.

Uitzondering: Standaardgereedschap komt niet in aanmerking.

4. Textielrecyclageapparatuur:

  • Apparatuur om te kammen, spinnen, weven en breien met gerecycleerde textielvezels.
  • Voorwaarden:

    • De vezels zijn afkomstig van mechanische of thermische recyclage.
    • Het textielproduct bestaat voor minimaal 50% uit gerecycleerde vezels.
    • Het product moet in de afvalfase hoogwaardig recycleerbaar zijn, vergelijkbaar met gangbare producten.

Voorwaarden:

  • De investeringen moeten voldoen aan de afvalhiërarchie en gebaseerd zijn op de best beschikbare technieken voor het betreffende product, de grondstof of afvalstroom.
  • De investeringen moeten bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie zoals gedefinieerd in artikel 13 van Verordening (EU) 2020/852.

Groep 2: Klimaat

Categorie 2.- Broeikasgasemissies verminderen.

Het verminderen van broeikasgasemissies gebeurt in deze categorie door

  • de inzet van alternatieven voor SF6-gashoudende schakelsystemen en
  • het decarboniseren van industriële productieprocessen.

1. Schakelsystemen zonder SF6 (Fluorhoudend Gas)

Doel: Verminderen van de uitstoot van SF6 (een krachtig broeikasgas) door de inzet van milieuvriendelijke schakelsystemen voor midden- en hoogspanning.

Middenspanningsschakelsystemen

  • Nieuw schakelsysteem:
    Installatie van SF6-vrije schakelsystemen voor middenspanning. Deze systemen gbruiken vaste stof of fluorvrij isolatiegas.
  • Vervanging van bestaande systemen:
    Vervroegde vervanging van bestaande SF6-houdende schakelsystemen. Dit moet gebeuren door gecertificeerde monteurs, en er moet bewijs zijn van verantwoorde verwerking van het afgevangen SF6.

Hoogspanningsschakelsystemen

  • Nieuw schakelsysteem of leiding:
    Gebruik van schakelsystemen of gasgeïsoleerde leidingen (hoger dan 52 kV) met laag-GWP isolatiegas (<1.000 CO2-equivalent).
  • Vervanging van bestaande systemen:
    Vervanging van bestaande SF6-houdende hoogspanningsschakelsystemen door systemen met vaste stof, fluorvrij isolatiegas of gefluorideerd gas met een laag GWP. Dit moet gebeuren door gecertificeerde monteurs, en er moet bewijs zijn van verantwoorde verwerking van het afgevangen SF6.

Investeringsaftrek:

  • Tot 1 januari 2026 voor systemen ≤ 24 kV
  • Tot 1 januari 2030 voor systemen > 24 kV en ≤ 52 kV
  • Tot 1 januari 2028 voor systemen > 52 kV en ≤ 145 kV
  • Tot 1 januari 2032 voor systemen > 145 kV of > 50 kA

2. Decarbonisatie van Industriële Productieprocessen

Doel: CO2-uitstoot verminderen door het verduurzamen van productieprocessen en het afvangen en opslaan van CO2.

Methoden:

a) Gebruik van aardgas en/of waterstof:

Directe reductie van ertsen. De installatie omvat ovens, gasbehandelaars en elektriciteitsvoorzieningen. Er moet een transitieplan zijn naar hernieuwbare waterstof tegen 2050.

b) Synthetische reductiemiddelen en procesgassen:

Vervanging van fossiele gassen door synthetische gassen uit niet-recyclebare afvalstoffen. Elektriciteit of procesgassen worden gebruikt voor verhitting.

c) CO2-afvang, transport, opslag en gebruik:

CO2 wordt afgevangen bij industriële processen waar dit onlosmakelijk verbonden is met de productie. De CO2 mag niet voortkomen uit fossiele energie of afvalverbranding.

CO2 kan permanent worden opgeslagen of chemisch gebonden in stabiele producten. Het produceren van synthetische brandstoffen valt buiten de regeling.

Uitsluiting van investeringsaftrek: Investeringen in CO2-afvang (punt c) komen niet in aanmerking voor aftrek als er al Europese financiële steun is ontvangen.

Beperking van de investeringsaftrek: Zonder overheidssteun is maximaal 33% van de investering aftrekbaar.

 

Categorie 3.- Bevorderen van adaptatie.

Deze categorie richt zich op investeringen die bijdragen aan de vergroening van niet-openbare delen van vestigingseenheden, evenals maatregelen ter bescherming tegen overstromingen. Deze investeringen ondersteunen de transitie naar een duurzamer gebruik van bedrijfsruimte en verhogen de weerbaarheid tegen klimaatrisico’s.

1. Vergroening van niet-openbare delen van een vestigingseenheid:

Vestigingseenheden, inclusief parkeerterreinen en tuinen, kunnen worden aangepast door bestaande verharding te vervangen door milieuvriendelijke en waterdoorlatende alternatieven. Dit draagt bij aan een betere waterhuishouding, vermindert hitte-effecten en verhoogt de biodiversiteit.

De vergroening kan worden gerealiseerd door:

  • Vegetatie aan te leggen die aansluit bij de lokale flora en in volle grond wordt geplant.
  • Waterpartijen te creëren die, wanneer ze verbonden zijn met oppervlaktewatersystemen, eerst door een beplant filter- of zuiveringssysteem stromen.
  • Waterdoorlatende verhardingen toe te passen, zoals infiltratiekanalen, waterbufferende onderfunderingen, slimme kolken, vegetatiestuwen en helofytensloten. Dit kan gepaard gaan met het verwijderen van bestaande rioolaansluitingen.
  • Een combinatie van de bovengenoemde maatregelen te implementeren.

Voorwaarden voor deze vergroening die cumulatief voldaan moeten zijn:

  • De vestigingseenheid mag geen deel uitmaken van een landbouwbedrijf.
  • De locatie moet zich bevinden in een stedelijke ontwikkelingszone zoals bepaald door stedenbouwkundige voorschriften.
  • Minstens 50% van de dichte bestrating op parkeerterreinen, zij- en achteropritten van de vestigingseenheid moet worden vervangen.
  • Minstens 50% van de totale dichte verharding van de vestigingseenheid dient vervangen te worden.

2. Bescherming tegen overstromingen en verontreiniging

Om de schadelijke gevolgen van overstromingen te beperken en verontreiniging in overstromingswater te voorkomen, kunnen investeringen worden gedaan in specifieke installaties en constructies.

Hieronder vallen:

  • Waterwerende constructies voor openingen zoals deuren, ramen en toegangspoorten om binnendringend water te weren.
  • Terugslagkleppen op rioleringen om terugstuwing vanuit waterlopen, rioleringen of afwateringssystemen te voorkomen.
  • Waterdichting van muren onder het verwachte overstromingspeil om waterinfiltratie via muren te vermijden.

Investeringen in nieuwe installaties binnen gebieden die als overstromingsrisicogebieden zijn aangeduid, komen niet in aanmerking. Dit is in overeenstemming met artikel 129 van de verzekeringswet van 4 april 2014.

De regeling stimuleert bedrijven om hun terrein duurzamer in te richten en beschermende maatregelen te nemen tegen klimaatrisico’s, met een duidelijke focus op vergroening en overstromingspreventie.

Groep 3: Investeringen ter bevordering van het leefmilieu

Categorie 4.- Chemische stoffen in een circulaire economie.

Deze categorie richt zich op investeringen die bijdragen aan de vervanging van zorgwekkende chemische stoffen door veiligere alternatieven binnen productieprocessen. Dit initiatief ondersteunt de transitie naar een circulaire economie en draagt bij aan de bescherming van mens en milieu.

Investeringen moeten betrekking hebben op productieactiviteiten binnen NACE C.20, met uitzondering van sectoren zoals de productie van kunstmest, kunststoffen, pesticiden, cosmetica en explosieven (NACE 20.15, 20.16, 20.17, 20.2, 20.4 en 20.51).

De investering moet de intrinsieke veiligheid van stoffen verhogen en voldoen aan best practices voor emissiebeheersing, zonder negatieve gevolgen voor het milieu.

Zorgwekkende stoffen zijn gedefinieerd volgens de CLP- en REACH-verordeningen en omvatten onder andere kankerverwekkende, mutagene en reproductietoxische stoffen (CMR), persistent-bioaccumulerende stoffen (PBT/vPvB) en hormoonontregelende stoffen. Ook stoffen die gevaarlijke afbraakproducten genereren, vallen onder deze categorie.

Bepaalde stoffen en sectoren zijn uitgesloten van investeringssteun, zoals enzymen, PFAS, nanomaterialen en stoffen waarvoor al wettelijke vervangingsverplichtingen bestaan binnen twee jaar. Vervanging van biociden, gewasbeschermingsmiddelen, geneesmiddelen en diervoeders is eveneens uitgesloten.

Om in aanmerking te komen voor steun, moet de investering leiden tot de productie van een minder gevaarlijk alternatief zonder de schadelijke eigenschappen van de oorspronkelijke stof. De vervangende stof moet technisch dezelfde functionaliteit bieden. Er mag geen gebruik worden gemaakt van stoffen die onder artikel 57 van REACH vallen, tenzij het gebruik ervan essentieel is voor de samenleving en onder strikt gecontroleerde omstandigheden plaatsvindt.

Investeringen moeten voldoen aan emissiegrenswaarden die lager liggen dan de mediaan van de Best Beschikbare Technieken (BBT). Daarnaast zijn continue monitoring van emissies en maatregelen ter beheersing van vluchtige organische stoffen vereist.

België geeft prioriteit aan de vervanging van PFAS, hormoonontregelende stoffen en andere chemische stoffen die een risico vormen voor de volksgezondheid en het milieu.

Investeerders moeten bewijzen dat de investering bijdraagt aan de vervanging van gevaarlijke stoffen door middel van documentatie, zoals CAS-nummers, REACH-registratie, wetenschappelijke gegevens en onafhankelijke analyses van alternatieven. Maatregelen om emissies te beheersen en negatieve effecten te minimaliseren, moeten worden onderbouwd.

De regeling onderstreept het belang van het beperken van systeemrisico’s en benadrukt dat alleen investeringen zonder significante negatieve milieueffecten in aanmerking komen.

6. De klimaat- en milieu-uitsluitingslijst 

De klimaat- en milieu-uitsluitingslijst, opgenomen in Bijlage IIquater bij het KB/WIB 92, bevat een overzicht van investeringen in vaste activa die uitgesloten zijn van de basisaftrek zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze uitsluitingen zijn bedoeld om investeringen die negatieve gevolgen hebben voor het milieu of de klimaatdoelstellingen te ontmoedigen.

Uitsluitingen op de basisaftrek gelden voor investeringen in vaste activa die:

  • Fossiele brandstoffen distribueren, opslaan of gebruiken voor raffinage
  • Fossiele brandstoffen gebruiken voor de productie van elektriciteit of warmte
  • Fossiele brandstoffen gebruiken voor de aandrijving van volgende voertuigen:

    • voortbewegingstoestellen, gemotoriseerde rijwielen, bromfietsen en motorfietsen, zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
    • fiscale lichte vrachtauto's die zijn aangeschaft vanaf 1 januari 2027
  • De productie van pesticiden of zorgwekkende stoffen volgens Verordening 1107/2009, of producten waaraan deze stoffen intentioneel worden toegevoegd
  • Mineralen extraheren uit de diepzee
  • Activiteiten ondersteunen die leiden tot de productie, handel of gebruik van stoffen die voldoen aan de criteria voor vPvM/PMT-stoffen volgens Verordening (EU) 2023/707:

    • vPvM-stoffen (zeer persistent, zeer mobiel): Dit zijn stoffen die zeer lang in het milieu blijven (persistent) en zich gemakkelijk door water en bodem verspreiden (mobiel).
    • PMT-stoffen (persistent, mobiel, giftig): Deze stoffen hebben dezelfde eigenschappen van persistentie en mobiliteit, maar zijn ook giftig (toxisch).

    Voorbeelden van vPvM/PMT-stoffen: Perfluorverbindingen (PFAS), bepaalde pesticiden en oplosmiddelen

  • Gebruikt worden voor verboden visserijmethoden zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2019/1241 ter bescherming van visbestanden en mariene ecosystemen.
  • Gebruikt worden voor projecten met een negatieve beoordeling op basis van artikel 6, derde lid van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna.
  • Inzetbaar zijn voor grensoverschrijdende handel in afval of afvalproducten, behalve wanneer het ongevaarlijk afval betreft dat bestemd is voor recycling.

Deze lijst weerspiegelt de inspanningen om fossiele brandstoffen, schadelijke chemische stoffen en destructieve milieutechnieken uit te faseren en tegelijkertijd duurzame, milieuvriendelijke investeringen te stimuleren.

7. De lijst van digitale activa die in aanmerking komen voor de verdubbelde basisaftrek 

A. Digitale betalings- en facturatiesystemen

1° investeringen in systemen (software of apparatuur) die de elektronische betaling vergemakkelijken.

2° investeringen in systemen (software of apparatuur) voor elektronische facturatie, handtekening of archivering.

3° investeringen in een geregistreerd kassasysteem en meer bepaald de gecertificeerde kassa en de gecertificeerde fiscale datamodule zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 30 juli 2013 met betrekking tot de certificatie van een geregistreerd kassasysteem in de horecasector. (← nieuw)

B. Beveiliging van ICT

1° Investeringen in software of apparatuur voor de beveiliging van informatie, netwerken en ICT-installaties.

2° Investeringen in monitoring- en auditinstrumenten voor ICT-beveiliging.

3° investeringen in systemen (software of apparatuur) die een veiliger beheer van de door de onderneming verzamelde persoonsgegevens mogelijk maken.

4° Digitale investeringen om te voldoen aan de AVG/GDPR-Verordening betreffende gegevensbescherming (← nieuw).

C. Boekhoudkundig en financieel beheer

Investeringen in systemen (software en apparatuur) die het boekhoudkundige en financiële beheer van de onderneming ondersteunen (← nieuw).

D. Klantenwerving en Relatiebeheer

1° Investeringen in systemen (software en apparatuur) die de online zichtbaarheid en klantenwerving bevorderen (← nieuw).

2° Investeringen in systemen (software en apparatuur) voor het beheer van commerciële, contractuele en administratieve klantenrelaties (← nieuw).

E. Aanvullende Investeringen

Kosten voor softwareontwikkeling gerelateerd aan de investeringen onder A tot D. Investeringen in systemen die interfacing met interne en externe systemen mogelijk maken, inclusief interfaces voor facturatie, betaling en boekhoudprogramma's.

Voorwaarden en formaliteiten

De voorwaarden en formaliteiten voor de verdubbelde basisaftrek volgens artikel 49/1 van het KB/WIB 92 zijn als volgt:

  1. Dienstverrichtingen en Facturatie: De diensten met betrekking tot de vaste activa moeten worden geleverd en gefactureerd aan de belastingplichtige.
  2. Globale Facturen: Als de vaste activa deel uitmaken van een globale factuur met niet-kwalificerende componenten, moet de waarde van de investering gelijk zijn aan de reële waarde van de apart vermelde vaste activa op de factuur.
  3. Conformiteit en Factuurvereisten: De leverancier moet de conformiteit van de goederen of diensten garanderen volgens de technische criteria in bijlage IIter/1. De factuur moet de categorie van investering vermelden en een specifieke verklaring bevatten met details zoals datum, naam, en handtekening van de ondertekenaar.
  4. Beschikbaarheid van Facturen: De belastingplichtige moet de facturen van de investeringen beschikbaar houden voor de Federale Overheidsdienst Financiën.

Meer informatie kan u verkrijgen tijdens het seminarie: Investeringsaftrek anno 2025: de langverwachte investeringslijsten met Pieter-Jan Wouters op 14 en 30 januari.